Span
Tezamen met de riemlengte en binnenhendel bepaalt het span de haallengte. Een kleiner span geeft een langere en dus zwaardere haal. We zien dan ook dat de snellere nummers een kleiner span hebben. Hierbij speelt de kleinere binnenhendel, bij een constante overlap, eveneens een grote rol. Naar verhouding heeft 1 cm lichter of zwaarder op de riem
minder effect dan 1 cm verandering op het span. Bij het afstellen van het span moeten de dollen symmetrisch staan ten opzichte van de kielbalk. Meestal controleert men dit door meting van de dolafstand aan bakboord en aan stuurboord. Men kan ook de afstand van de dol tot de slidings meten.
Nummer | Span | Hendel |
4* | 156–158 | 86–88 |
2* | 157–158 | 87–89 |
1* | 158–161 | 87-90 |
8+ | 83–85 | 113–116 |
4–/4+ | 84–86 | 114-117 |
2– | 85–87 | 115–118 |
2+ | 86–88 | 116–119 |